Juridische misslagen en andere fouten in het arrest d.d. 19 april 2011, als eindarrest gewezen n.a.v. het hoger beroep van V.N.I. Enschede B.V. tegen een eindvonnis van de kantonrechter d.d. 24 april 2007 in een zaak tussen V.N.I. Enschede B.V. en R.T.B.Hofs.

Raadsheren: mr. J.P. Fokker, mr. I.A. Katz-Soeterboek en mr. G.P.M. van den Dungen

Nu het Hof alle regels van een goede procesorde op tal van manieren had geschonden, wetten had verkracht, ten onrechte had gesteld, dat de grieven van V.N.I waren geslaagd, Hofs jr. zijn rechten volledig had ontnomen door zijn voor de uitkomst van de procedure zeer relevante bewijsvoering te negeren of te verdraaien, alle stellingen van V.N.I. hoe krom ook had gehonoreerd, eigenmachtig een eiswijziging ten gunste van V.N.I. had gecreëerd, akten van Hofs jr. ten onrechte had geretourneerd, zijn verzoek om pleidooi op oneigenlijke gronden had geweigerd (hierop kom ik in een apart stuk terug), etc. etc. kon het thans zijn taak afmaken door via een abominabel eindarrest Hofs jr. een dolkstoot toe te brengen, dit door hem te veroordelen tot betaling aan V.N.I. van het gigantische bedrag van € 531.710,41 en de proceskosten van in totaliteit € 12.277,44, dit alles plus de wettelijke rente tot het moment van betaling en uitvoerbaar bij voorraad.

Het hoeft geen betoog welk impact dit ten gronde foutieve arrest op R.T.B. Hofs heeft gehad!

In r.o. 2.1 stelt het Hof weer, dat het volhardt in de inhoud van het tussenarrest van 10 augustus 2010, in welk arrest het dus niets heeft uitgedaan op de belangrijke bewijsvoering van Hofs jr. in zijn Akte d.d. 16 maart 2010 (behalve dan inzake het boetebeding) en evenmin op de daarin geduide juridische misslagen inzake de voorgaande arresten. De kritiek op dit laatste tussenarrest heeft het Hof dus simpelweg geliquideerd door de beide daarop betrekking hebbende akten van 19 oktober 2010 en 2 november 2011 aan Hofs jr. te retourneren, dit bovendien met foutieve motivaties.

In r.o. 2.4 stelt het Hof, dat zoals in het tussenarrest van 10 juni 2008 is overwogen de grieven van V.N.I. slagen en dat het vonnis van de kantonrechter d.d. 24 april 2007 zodoende wordt vernietigd. Bij dat oordeel ziet het Hof over het hoofd, dat die overweging foutief was, omdat de drie grieven van V.N.I. alle betrekking hadden op het oordeel van de kantonrechter, dat V.N.I. stilzwijgend had toegestemd met de contractsoverneming en het Hof nergens heeft gesteld, dat dat oordeel van de kantonrechter vanwege de kritiek daarop van V.N.I. niet deugde.

Dat het Hof vervolgens (dit ook nog eens ten onrechte) heeft gesteld, dat er geen akten ingevolge wetsartikel 6:159 BW aanwezig waren maakt dat niet anders. Die akten zijn overigens (voor de tweede maal) aan het Hof overgelegd ter comparitie van partijen d.d. 10 november 2008.
Bij zijn Akte na comparitie d.d. 16 december 2008 heeft Hofs jr. met toestemming van de rechtercommissaris als produktie 2 pleitaantekeningen overgelegd, waarin hij met name nadere toelichting heeft gegeven op de inhoud van de akten van bedrijfsoverdracht en tevens gesteld, dat V.N.I. steeds op de hoogte is gehouden van het gehele proces van bedrijfsinbreng.
Tevens heeft Hofs jr. van de gelegenheid gebruik gemaakt om in die pleitaantekeningen gerechtvaardigde kritiek te leveren op een deel van de overige rechtsoverwegingen van het Hof.

In het tussenarrest d.d. 8 december 2009 heeft het Hof de met onderhandse akten onderbouwde overtuigende bewijsvoering van Hofs jr. simpelweg getorpedeerd door te stellen, dat die akten eerst zijn opgemaakt op 3 september 2002, hetgeen van geen enkele relevantie was, en bovendien de inhoud ervan naar de prullenbak te verwijzen, dit omdat Hofs jr. in zijn “pleitaantekeningen” over de benodigde aandelenoverdrachten om tot oprichting van Xenon Webstore B.V. op 1 juli 2002 te komen had gesproken en dit betoog volgens het Hof geen bevestiging van de inhoud van de akten vormde!

Uit het bovenstaande volgt onomstotelijk, dat het Hof in zijn r.o. 2.4 wederom ernstige juridische misslagen heeft begaan.

In r.o. 2.5 heeft het Hof eveneens een juridische misslag gemaakt door de vordering van V.N.I. om vast te stellen, dat de huurovereenkomst tussen V.N.I. en Xenon Computers V.o..f. op 14 maart 2007 is geëindigd, toe te wijzen, dit om vele redenen, waarvan de belangrijkste zijn:

a) De huurovereenkomst is primair reeds beëindigd op 25 februari 2004, hetgeen Hofs jr. in zijn “pleitaantekeningen”, die met toestemming van de rechtercommissaris als produktie 2 bij zijn Akte na comparitie d.d. 16 december 2008 mochten worden overgelegd, onomstotelijk heeft bewezen. Onder het kopje 2. Rechtsgeldige beëindiging van de Huurovereenkomst heeft hij in 7 blz. tot in het kleinste detail vastgelegd, hetgeen er allemaal tussen de huurder en verhuurder voorafgaande aan de ontruimingsdatum heeft plaatsgevonden, waarna V.N.I. op 25 februari 2004 een proces-verbaal van Inventarisatie heeft opgesteld en getekend, in welk proces-verbaal ook alle meterstanden waren opgenomen, en R.T.B. Hofs alle sleutels heeft ingeleverd.
b) De huurovereenkomst is subsidiair geëindigd op 10 maart 2004 door opzegging door curator mr. Haafkes, hetgeen door zowel de kantonrechter als het Hof zelf (dit in meerdere vonnissen en arresten) als vaststaand feit is opgenomen.
c) Er kan helemaal geen sprake zijn van beëindiging van de huurovereenkomst op 14 maart 2007 tussen V.N.I. en Xenon Computers V.o.f., zoals het Hof stelt, dit omdat door de inhoud van de akten van bedrijfsoverdracht onomstotelijk is bewezen, dat Xenon Computers V.o.f. reeds op 31 december 2000 ontbonden is en tevens heeft opgehouden te bestaan, omdat er geen vereffening hoefde plaats te vinden. Dit is door Hofs jr. nogmaals gesteld onder de punten 1 t/m 4 van zijn Akte na comparitie d.d. 16 december 2008, daarbij bovendien verwijzend naar jurisprudentie.

In r.o. 2.6 stelt het Hof in strijd met de waarheid, dat V.N.I. bij dagvaarding in hoger beroep van 14 mei 2007 betaling heeft gevorderd van een bedrag van € 423.385,-- ter zake van huurpenningen. Daar is namelijk geen sprake van en een verzinsel van het Hof. Onderstaand het letterlijke citaat in van de tekst in die dagvaarding:

Teneinde alsdan op nader aan te voeren gronden te horen eis doen en te concluderen, dat het uw gerechtshof moge behagen om te vernietigen de vonnissen gewezen op 5 september 2006 en 24 april 2007 en opnieuw recht doende, bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zonodig onder aanvulling en/of verbetering en/of wijziging van de gronden alsnog de in eerste aanleg ingestelde vorderingen van appellante toe te wijzen, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties.

Welnu, die vorderingen in eerst instantie (d.i. in de dagvaarding d.d. 23 december 2003), luidden (onder meer):

Xenon Computers V.o.f. dan wel de heren Hofs te veroordelen tot betaling van de openvallende huurtermijnen na ontruiming tot en met maart 2007 als schadevergoeding voor het feit, dat de huurovereenkomst anders tot die datum zou doorlopen.

en

Vast te stellen dat de huurovereenkomst per de ontruimingsdatum is beëindigd, althans vanaf een door de rechtbank te Almelo te bepalen datum te ontbinden.

Onder punt 1 onder MITSDIEN van die dagvaarding had V.N.I. de achterstallige huurpenningen gesteld op een bedrag van € 57.661,75.

Het bedrag van € 423.385,-- bevat een bedrag van € 82.002,30, excl. B.T.W. inzake een koopcomponent vanwege door het bedrijf Xenon van V.N.I. gekochte technische installaties, waaronder de airco-installatie, ventilatie, zonwering, brand- en inbraakbeveiliging, welk bedrag via de maandelijkse betalingen (opgenomen in de “huurprijs”) binnen vijf jaren aan V.N.I. moest worden betaald. Op die feiten en op het daarmede samenhangende speciale huurcontract is vele malen door zowel Hofs jr. als door Hofs sr. in hun processtukken gewezen, dit met overlegging van de betreffende orderbevestigingen en het door V.N.I. opgestelde betalingsoverzicht. Nog weer in zijn Akte na comparitie d.d. 16 december 2008 heeft Hofs jr. aandacht aan deze materie besteed, waarbij gesproken wordt over het totale bedrag van ongerechtvaardigde verrijking door V.N.I., wanneer er inderdaad “huurpenningen” ter hoogte van € 86. 381,60, excl. B.T.W. per jaar, aan V.N.I. zouden moeten worden betaald t/m 14 maart 2007, welk bedrag dus in de huurovereenkomst (dit overigens ten onrechte) als jaarhuur wordt genoemd.
Hieruit vloeit voort, dat het Hof met betrekking tot het bedrag van € 423.385,-- geheel ten onrechte en tegen beter weten in uitsluitend spreekt over huurpenningen.

In r.o. 2.6 stelt het Hof ook ten onrechte, dat het bedrag terzake de huurpenningen vermeerderd moet worden met de wettelijke rente vanaf de datum dat de huurpenningen opeisbaar zijn geworden. V.N.I. heeft namelijk geëist, dat de wettelijke rente betaald moet worden vanaf de dag der dagvaarding in eerste aanleg tot aan de dag der algehele voldoening.

Het Hof heeft ten onrechte niet gesignaleerd, dat V.N.I. inzake de servicekosten slechts een bedrag van € 300,-- in zijn berekening in mindering heeft gebracht, terwijl dit € 357,-- had moeten zijn in verband met de door haar op de huurnota’s berekende B.T.W. Evenmin heeft het Hof er rekening mee gehouden, dat het niet geoorloofd was wettelijke rente in rekening te brengen inzake het boetebeding met betrekking tot artikel 14.2 van de Algemene Bepalingen Huurovereenkomst.

Op 19 juli 2011 heeft Hofs jr. beroep in cassatie ingesteld inzake de abominabele arresten van het Hof.
Ondanks de kapitale juridische misslagen van het Hof, die op de juiste manier en kundig door de betreffende cassatieadvocaat zijn verwoord, is succes zeker niet gegarandeerd, omdat ook van de de Hoge Raad is gebleken, dat zij zeer wel tot broddelwerk in staat is.
Daarvan zal ik t.z.t. met betrekking tot een andere zaak uitgebreid verslag doen. Overigens is het natuurlijk zo, dat ook al zal de zaak door de Hoge Raad nog worden “rechtgetrokken”, dit niets meer zal veranderen aan de door Hofs jr. door de foutieve arresten en handelwijze van het Hof geleden financiële en mentale schade, waarvoor m.i. de Nederlandse Staat aansprakelijk is.