Juridische misslagen en andere fouten in het arrest d.d. 10 augustus 2010, als tussenarrest gewezen n.a.v. het hoger beroep van V.N.I. Enschede B.V. tegen een eindvonnis van de kantonrechter d.d. 24 april 2007 in een zaak tussen V.N.I. Enschede B.V. en R.T.B.Hofs.

Raadsheren: mr. J.P. Fokker, mr. I.A. Katz-Soeterboek en mr. G.P.M. van den Dungen

Ondanks een Akte d.d. 16 maart 2010 zijdens Hofs jr., waarin alle juridische misslagen, andere fouten, het negeren van belangrijke bewijsvoering, het schenden van het beginsel van hoor en wederhoor en motiveringsgebreken in de voorgaande tussenarresten d.d. 10 juni 2008 en 8 december 2009 uitgebreid zijn verwoord volhardt het Hof in r.o. 2.1 in de inhoud van deze arresten. Dit is overigens sowieso een bevreemdende stelling, aangezien het Hof verderop in de r.o. 2.3 t/m 2.5 geheel en al terugkomt op het door hem inzake het boetebeding in die tussenarresten geoordeelde.

In r.o. 2.2 meldt het Hof, dat V.N.I. als produktie 23 aangepaste berekeningen van haar vordering heeft overgelegd en dat daarbij rekening is gehouden met de bedongen boete van 2% per maand. Het Hof had hier natuurlijk nooit kunnen spreken over een bedongen boete, daar een boete van 24%, zoals in de betreffende berekening is opgevoerd, natuurlijk nooit door V.N.I. bedongen is en ook nooit bedongen zou kunnen zijn.

In r.o. 2.4 geeft het Hof een onjuiste uitleg aan lid 1 van wetsartikel 6:94 BW. Het Hof stelt namelijk, dat ingevolge dit lid de schuldeiser niet tegelijkertijd nakoming van de hoofdverbintenis en betaling van de boete kan vorderen en dat dit anders is indien de boete zoals in het onderhavige geval op de enkele vertraging is gesteld. Dit artikel gaat echter over het feit, dat de rechter op verlangen van de schuldeiser de bedongen boete kan matigen indien de billijkheid dit klaarblijkelijk vereist, dit met dien verstande dat hij de schuldeiser ter zake van de tekortkoming niet minder kan toekennen dan de schadevergoeding op grond van de wet.

In de r.o. 2.3 t/m 2.5 geeft het Hof de juiste uitleg aan artikel 14.2 van de Algemene bepalingen huurovereenkomst en stelt, dat het betoog van Hofs jr. (in zijn akte d.d. 16 maart 2010) met betrekking tot de berekening van het boetebeding op gaat.

In punt 21 van zijn Akte kondigt Hofs jr. aan, dat hij na de “vingerwijzing” van het Hof (bedoeld wordt in het tussenarrest d.d. 8 december 2009 in r.o. 2.9) alsnog officieel bezwaar zal maken tegen de zogenaamde wijziging van eis van V.N.I. in haar Memorie van Grieven, dit ingevolge wetsartikel 130 Rv.
Hoewel er pertinent geen sprake was van een wijziging van eis, zoals gemotiveerd is uitgelegd in de analyse van het arrest van 8 december 2009, heeft Hofs jr. na ampele overwegingen vanwege het enorme financiële belang toch besloten om formeel bezwaar te maken tegen die zg. eiswijziging. Daarbij heeft hij echter in een als produktie 8 bij zijn Akte overgelegd document van 7 bladzijden eerst weer zijn visie gegeven inzake de volstrekt foutieve gang van zaken dienaangaande.

Het Hof reageert in zijn tussenarrest op zijn bezwaar door in r.o. 2.1 te stellen "dat het aan het bezwaar bij punt 21 van de akte van Hofs jr. tegen de wijziging van eis van V.N.I. bij haar memorie van grieven in dit stadium van de procedure voorbij gaat".

Het Hof verwijst in deze rechtsoverweging ten onrechte naar punt 21 van de akte van Hofs jr., terwijl het had moeten verwijzen naar punt 22, omdat in dat punt het goed onderbouwde en gemotiveerde bezwaar is gedaan en niet in punt 21. Het Hof heeft dus niet alleen naar het verkeerde punt verwezen maar met zijn stelling wederom een wetsartikel geschonden, omdat wetsartikel 130 Rv. lid 1 nergens aangeeft, dat een bezwaar dat tijdens een procedure gemaakt is tegen een eiswijzing te laat kan zijn. Dit wetsartikel luidt:

“Zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen, is de eiser bevoegd zijn eis of de gronden daarvan schriftelijk, bij conclusie of akte ter rolle, te veranderen of te vermeerderen. De gedaagde is bevoegd hiertegen bezwaar te maken, op grond dat de verandering of vermeerdering in strijd is met de eisen van een goede procesorde. De rechter beslist, partijen gehoord, zo spoedig mogelijk. De rechter kan op dezelfde grond ook ambtshalve een verandering of vermeerdering van eis buiten beschouwing laten”

Ik maak nog de volgende opmerking: het is overigens niet geheel duidelijk hetgeen het Hof in zijn r.o. 2.1 bedoeld heeft. Deze stelling kan betekenen, dat het Hof vindt, dat Hofs jr. te laat is met zijn bezwaar, maar ook dat het daar in een later tussenarrest of eindarrest nog op terugkomt, een nieuw tussenarrest in deze ellenlange procedure heel wel mogelijk was geweest. Het is van essentieel belang, dat er inzake belangrijke mededelingen dan wel stellingen van rechters geen enkel misverstand kan ontstaan en/of verschillende uitleg kan worden gegeven.

In zijn Akte d.d. 16 maart 2010 heeft Hofs jr. onder de punten 9 t/m 14 ook weer veel aandacht besteed aan het in verband met de contractsoverneming belangrijke wetsartikel 6:159 BW en de daarbij vereiste toestemming van V.N.I., dit met overlegging als produktie 3 van een uitgebreid document, waaruit de toestemming van V.N.I. met de overname door Xenon Webstore B.V. van de huurovereenkomst blijkt.
Op deze voor de uitkomst van de procedure zeer belangrijke bewijsvoering wordt door het Hof wederom niet gereageerd.

Het vervolg:

Door V.N.I. is op 7 september 2010 ingevolge de instructies van het Hof in zijn tussenarrest d.d. 10 augustus 2010 een akte met nieuwe berekeningen uitgebracht, waarbij de boete ingevolge artikel 14.2 van de Algemene Bepalingen huurovereenkomst thans op € 177,95 per maand is gesteld.
Hofs jr. mocht ingevolge toezegging in hetzelfde tussenarrest reageren op die akte en berekeningen, hetgeen Hofs jr. heeft gedaan in een akte d.d. 5 oktober 2010. Deze werd echter geweigerd, dit met een korte notitie op de geretourneerde akte, inhoudende dat de akte van Hofs jr. zich had moeten beperken tot een reaktie op de nieuwe berekening van V.N.I. Dit is echter niet hetgeen er in het tussenarrest staat. Daar staat namelijk:
"Verwijst de zaak naar de roldatum van 7 september 2010 teneinde V.N.I. in de gelegenheid te stellen bij akte een nieuwe berekening over te leggen zoals bedoeld in r.o. 2.7, op welke akte en berekening Hofs jr. desgewenst bij akte kan reageren."

Aannemelijk is echter, dat de raadsheren zoals te doen gebruikelijk alleen zijn afgegaan op de wens van V.N.I., die in haar akte van 7 september 2010 benadrukte, dat zij er aan hechtte, dat een akte aan de zijde van Hofs jr. zich tot haar berekeningen diende te beperken en dat zij er op voorhand bezwaar tegen maakte, wanneer Hofs jr. deze gelegenheid zou aangrijpen om andere onderwerpen (opnieuw) aan te roeren.

V.N.I. doelde daarmede natuurlijk op de uitgebreide akte d.d. 16 maart 2010 van Hofs jr., waarin V.N.I. tot de orde is geroepen inzake haar ten gronde foutieve interpretatie en berekeningen inzake het boetebeding m.b.t. art. 14.2 van de Algemene Bepalingen Huurovereenkomst.

Nu was het Hofs jr. wel degelijk bekend, dat een akte eigenlijk een kort geschrift behoort te zijn, waarin een enkele reactie wordt gegeven, een stelling wordt toegelicht dan wel een nieuwe produktie met enige uitleg in het geding kan worden gebracht.
Bij Hofs jr. bestond echter de gerechtvaardigde vrees, dat wanneer hij uitsluitend inhoudelijk op de berekeningen van V.N.I. zou reageren, bijvoorbeeld inzake het ten onrechte doorvoeren van een niet afgesproken huurverhoging, het verzuimen de over de servicekosten betaalde B.T.W. van € 57,-- in mindering te brengen, het ten onrechte berekenen van de wettelijke rente over het meerwerk, het “vergeten” gedane betalingen te vermelden, het ten onrechte berekenen van het “koopelement” in de maandelijkse betalingen, die niets met huur van doen hadden, etc. etc. het Hof dan zou oordelen, dat Hofs jr. voor het overige akkoord ging, dit met het gevolg dat hij dan geheel ten onrechte tot betaling van het gigantische ”overige” bedrag veroordeeld zou worden.

Vandaar dat Hofs jr in zijn akte d.d. 19 oktober 2010 wederom wijst op de vele juridische misslagen van het Hof in de tussenarresten d.d. 10 juni 2008 en 8 december 2009. De eisen van een goede procesorde brengen bovendien mee, dat er door Hofs jr. in elk geval nog gereageerd mocht worden op de inhoud van het tussenarrest d.d. 10 augustus 2010, hetgeen hij in zijn akte d.d. 19 oktober 2010 vanwege enkele juridische misslagen en andere fouten in dat arrest dan ook heeft gedaan.
Dat deze akte de toegestane lengte (is daar overigens een wettelijke regel voor?) te buiten ging is niet aan Hofs jr. te wijten, maar aan het onvoorstelbare knoeiwerk van de drie raadsheren, waarop hij noodgedwongen diende te reageren ter voorkoming van een onterechte veroordeling. Overigens betrof het overgrote deel van de Akte een reactie op de foutieve berekeningen van V.N.I. inzake de onderwerpen, zoals hierboven aangegeven.
Bovendien was Hofs jr. logischerwijs de mening toegedaan, dat ook deze Akte in verband met de bijzondere situatie uitgebreid mocht zijn, omdat het Hof zijn even uitgebreide Akte d.d. 16 maart 2010 eveneens had getolereerd, zij het dat dat waarschijnlijk van doen had met het feit, dat het Hof daardoor zijn wel zeer kapitale blunder inzake het boetebeding kon herstellen.

Op 2 november 2010 heeft Hofs jr. opnieuw een akte ingediend en na ampele overwegingen besloten ook in deze akte te trachten alsnog zijn recht te halen en wederom aan de vele juridische misslagen in de tussenarresten aandacht te schenken, waarbij hij een uitgebreide onderbouwing heeft gegeven waarom hij deze opnieuw onder de aandacht van het Hof wenste te brengen en dat daardoor de akte wel omvangrijk moest zijn. Ook deze akte gaat overigens voornamelijk over de vele fouten in de door V.N.I. ingediende berekeningen. Thans wordt de akte geretourneerd met de mededeling, dat deze het bestek van een akte verre te buiten gaat en het recht om nog een akte ingevolge wetsartikel 133 Rv. lid 4 uit te brengen thans vervallen is.

Gonnie Akkermans