Geachte lezer,

Via deze weg wil ik de organisatie Vrouwe Justitia in Verval (VJIV) aan u voorstellen.
VJIV heeft tot doelstelling de misstanden in de zogenaamde “Rechtsstaat” in Nederland aan de kaak te stellen, dit met name inzake de civiele rechtspraak. Daarbij gaat het niet alleen over de werkzaamheden van rechters, raadsheren en advocaten, maar ook over de uitvoerende openbare ambtenaren, de notarissen en (gerechts)deurwaarders.

De afgelopen 10 jaren heeft VJIV een uitgebreid dossier opgebouwd inzake vele rechtszaken bij meerdere rechtbanken en gerechtshoven, cassatiezaken bij de Hoge Raad, tuchtrechtzaken inzake advocaten, notarissen en deurwaarders, wrakingen van rechters, ervaringen met bewindvoerders, beslagen, executies enz. enz.

Te uwer info zal ik kort weergeven wat mij, mijn echtgenoot B.Th. Hofs en zoon R.T.B. Hofs (deze laatsten ook wel te noemen Hofs c.s.) de afgelopen jaren is overkomen, zodat u er begrip voor zult hebben waarom wij het er niet bij laten zitten. Een groot deel van deze geschiedenis is reeds, inclusief alle stukken en correspondentie, integraal te vinden op deze sitel.

Wij hadden, net zoals de meeste Nederlanders nog steeds hebben, aan het begin van deze lijdensweg vertrouwen in het functioneren van de “Rechtsstaat” (zolang deze op het huidige abominabele niveau blijft functioneren, waardoor er feitelijk geen sprake is van een Rechtsstaat, zal ik dit woord tussen quotes blijven plaatsen). De advocaten leken hun best te doen, en de eerste vonnissen van de rechters ter zake een door V.N.I. Enschede B.V. (verder V.N.I.) tegen Hofs c.s. op 8 januari 2004 geëntameerd kortgeding waren weliswaar niet perfect, maar deze rechters leken in elk geval redelijk op de hoogte te zijn van de aangedragen inhoud van de zaak, hetgeen uit hun stellingen in die vonnissen is gebleken.

In de daaraan voorafgaande op 23 december 2003 door V.N.I. tegen Hofs c.s. geëntameerde bodemprocedure viel ons op, dat V.N.I. vrijwel volledig feitenvrij procedeerde, waarvan zij echter geen enkel nadeel ondervond, in tegendeel zelfs. Waar Hofs c.s. in elke conclusie of akte overtuigende bewijsvoering leverden en deze met produkties onderbouwden, hield hun opponent slechts een nauwelijks onderbouwd verhaal, dit gelardeerd met vele leugens, verdraaiingen en complete verzinsels, over hoe de gebeurtenissen zich volgens haar hadden voltrokken. De stellingen van Hofs c.s. werden door de magistraten, die er blijkbaar vanuit een tunnelvisie meteen vanuit gingen, dat zij met wanbetalers van doen hadden, consequent afgedaan met termen als “het is niet duidelijk waar Hofs op doelt” of “de stellingen van Hofs zijn onnavolgbaar” of “Hofs heeft geen enkele onderbouwing gegeven”. Ook kwam het regelmatig voor, dat belangrijke voor de uitkomst van de procedure zijdens Hofs c.s. overgelegde bewijsvoering compleet werd genegeerd, hetgeen een zeer ernstige schending was.

V.N.I. en haar advocaten hebben zich gedurende de bodemprocedure van hun slechtste kant laten zien door het ten onrechte leggen van een conservatoir beslag op de woning van mijn echtgenoot en mij en het verzinnen van een executoriaal beslag op onze woning, het ontkennen van de rechtsgeldige beëindiging van de huurovereenkomst op 25 februari 2004 dan wel 10 maart 2004 en het trachten mij en mijn echtgenoot veel grotere bedragen afhandig te maken dan het bedrag waartoe man en zoon in het kortgedingvonnis d.d. 30 januari 2004 door de voorzieningenrechter waren veroordeeld. Er is hier geen plaats om daar verder uitgebreid op in te gaan, maar voor het geval u mijn betoog zou willen afdoen als verzinsels of ongeloofwaardig, dan vraag ik u dringend om u eerst goed te informeren middels onze site.

Per 1 maart 2005 zijn mijn man en ik op ons eigen verzoek toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling ingevolge de WSNP, dit nadat V.N.I. het faillissement ten aanzien van mijn man had aangevraagd, waarbij zij het enorme bedrag van € 197.228,75, als opeisbaar te vorderen had ingediend en tevens had gesteld, dat er een executoriaal beslag op onze woning lag, waardoor de betreffende rechter constateerde, dat de hypotheekvordering van de Rabobank opeisbaar was. Wel heeft hij gesteld, dat het bedrag van € 197.228,75, niet klopte en dat de vordering ingevolge het kortgedingvonnis “slechts” ca. € 72.000,-- (huurachterstand plus meerwerk) beliep. Dat het executoriaal beslag verzonnen was en nooit bestaan had wisten wij tijdens de faillissementszitting niet, hetgeen eerst op 9 mei 2005 aan ons bekend werd door een verklaring in een tuchtrechtprocedure van mr. B.J.N.de Wilde, een advocaat van V.N.I., dat daarvan geen sprake was.
Door de toepassing van de schuldsaneringsregeling op mijn echtgenoot B.Th. Hofs is de procedure inzake vader en zoon vervolgens gescheiden gevoerd, waarbij deze tegen hem eerst na beëindiging van de schuldsaneringsregeling (dit op 23 juli 2007 op grond van wetsartikel 350 aanhef en sub b) Fw.) op 24 september 2008 is voortgezet.

Van het voor zoon Raymond gunstige eindvonnis in de bodemprocedure d.d. 24 april 2007 (hetgeen dus ook gunstig was voor mijn echtgenoot) is onze wederpartij op 23 juli 2007 in hoger beroep gekomen en in de daarop volgende jaren heeft V.N.I. het gepresteerd om zowel van Raymond als van mijn echtgenoot ieder afzonderlijk “achterstallige huurpenningen” te vorderen, zodat de vorderingen tezamen op een gegeven moment een miljoen euro naderden, dit terwijl er in het kortgedingvonnis van 30 januari 2004 was bepaald, dat die huurachterstand max. ca. € 55.000,-- kon bedragen. Feitelijk was er helemaal geen sprake van een huurachterstand, maar dat terzijde.
Let wel: de door V.N.I. tijdens de bodemprocedure opgevoerde bedragen hadden niets met schadevergoeding vanwege te vroege beëindiging van de huurovereenkomst van doen.

In de beide procedures vorderde V.N.I. bovendien vele tonnen aan euro’s, dit op grond van het boetebeding in artikel 14.2 van de Algemene Bepalingen Huurovereenkomst, waarbij uit de berekeningen van haar advocaat bleek, dat zij (althans haar advocaat) dat artikel had geïnterpreteerd als 24% samengestelde rente per jaar, dit over de hoofdsom inzake de beweerdelijke achterstallige huurpenningen. De resultaten van de berekeningen waren werkelijk opzienbarend. Van mijn zoon werd per 19 januari 2010 een bedrag aan boete van € 739.730,06 gevorderd en van mijn echtgenoot per 1 april 2010 een bedrag van € 604.321,86.

In een vonnis d.d. 13 april 2010 werd B.Th. Hofs door de kantonrechter veroordeeld tot betaling aan V.N.I. van tonnen aan achterstallige huurpenningen over de periode april 2003 t/m 15 september 2005 en werd de door V.N.I. opgevoerde boete van € 604.321,86 goedgekeurd, zij het dat deze door de kantonrechter met ca. 98% (!) werd gematigd.

In een arrest d.d. 19 april 2011 werd Raymond vervolgens veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 531.710,41 aan huurachterstand en net als zijn vader tot betaling van alle proces- en kosten voor het beslag op de woning (hij bezat overigens helemaal geen woning).
In het bedrag van € 531.710,41 was een bedrag van “slechts” € 8.625,08 inzake de boete begrepen. In een tussenarrest d.d. 10 augustus 2010 ten aanzien van R.T.B. Hofs had het Hof namelijk bepaald, dat V.N.I. de boete inzake artikel 14.2 van de Algemene Bepalingen foutief had berekend. Spraakmakend is dus, dat de kantonrechter die foutieve berekening in haar vonnis d.d. 13 april 2010 ten aanzien van B.Th. Hofs wel heeft goedgekeurd (zij het dat zij die gematigd heeft) en het Hof het betreffende boetebeding wel op de juiste manier heeft geïnterpreteerd. Nog veel spraakmakender is echter, dat noch in het vonnis d.d. 13 april 2010 noch in het arrest d.d. 19 april 2011 de bepaling was opgenomen: des dat de één betaalt, de ander zal zijn bevrijd, deze in de bodemdagvaarding d.d. 23 december 2003 genoemde bepaling was dus kennelijk ergens onderweg gesneuveld.

Iedere weldenkende jurist zal nu toch tot de conclusie moeten komen, dat hier het in de grondwet beschreven beginsel van rechtsgelijkheid geweld wordt aangedaan, maar de Hoge Raad, de vermeende hoeder van dit belangrijke beginsel, ziet dat toch anders. Nadat de P.G. in een onvoorstelbaar broddelwerk de door een cassatieadvocaat namens R.T.B. Hofs voorgestelde middelen heeft geliquideerd verzuimt de Hoge Raad ook nog eens de nadien toegezonden belangrijke “Borgersbrief” te behandelen en houdt zij met de welbekende zin: “dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling” de falende magistraten en de P.G. de hand boven het hoofd, waardoor bovendien nieuwe spraakmakende jurisprudentie het levenslicht heeft gezien, dit met enorme gevolgen inzake meerdere wetsartikelen en de toepassing daarvan.

In andere procedures, o.a. tussen de ING-bank en mijn echtgenoot en mij (welke deels voortkwamen uit de onverkwikkelijke situatie met V.N.I.) hebben advocaten wederom wetten geschonden en de beroepscodes geweld aangedaan, zich daarbij bedienend van grove leugens en verdraaiing van feiten, waaraan ook de advocaat/bewindvoerder tijdens de WSNP-periode zich overtuigend schuldig heeft gemaakt, hetgeen hem bovendien geen windeieren heeft gelegd. En ook hier hebben meerdere rechters, waaronder een rechter-commissaris, zich bezondigd aan vele juridische misslagen en procedurele schendingen.
Zoals reeds gezegd ontbreekt hier de ruimte om alle gebeurtenissen van de afgelopen tien jaren volledig weer te geven, dat gebeurt dus successievelijk op de website met onderbouwing middels duizenden documenten.

Samengevat hebben wij de afgelopen jaren ervaren, dit dus tijdens meerdere procedures, dat tientallen juristen, advocaten, rechters en raadsheren ongeïnteresseerd waren, gebrek aan integriteit vertoonden en structureel in de fout zijn gegaan, kortom zich in het algemeen een rechtsstaat onwaardig hebben gedragen.

Opzienbarend was ook het schenden van de Landelijke Procesreglementen, dit met name door het gerechtshof te Arnhem, en de tenenkrommende en amateuristische inhoud van de brieven van het Bestuursbureau als reactie op de dienaangaande door mijn echtgenoot ingediende klachten, waaruit duidelijk bleek, dat die “lastige burger” zo spoedig mogelijk moest worden afgescheept, hem daarbij bovendien het recht op een hoorzitting ontnemend.
Ook van deze gang van zaken zal op de website uitgebreid verslag worden gedaan, dit met tevens de bewijsvoering dat het gerechtshof te Arnhem reeds jarenlang heeft gesjoemeld inzake het LPR, daarbij vanzelfsprekend de rechten van velen vertrappend.

Wij hebben ook geconstateerd dat het veel advocaten ontbreekt aan elementaire basiskennis en dat ze de simpelste wetgeving rondom bijvoorbeeld het verbintenissenrecht, de faillissementswet / insolventiewet of de wet- en regelgeving inzake de huurwet niet begrijpen, terwijl dit toch zaken zijn waar de meeste juristen regelmatig mee te maken hebben of zullen krijgen. Dan is er nog een groep advocaten die heel bewust alle fatsoensnormen en rechtsregels aan hun laars lappen en niets anders doen dan liegen en bedriegen, waarbij regelmatig de grenzen van de wet worden overschreden en de beroepsethiek tot een dode letter is verworden. De pakkans van dat gedrag is vrijwel nihil, want tuchtrechtprocedures worden gehinderd door dezelfde soorten misbruik als die zij worden geacht aan te pakken. Wanneer er toch een gunstige uitspraak voor de malafide advocaat wordt gerealiseerd (hetgeen de regel is) staat de burger, die desondanks een civiele procedure wegens schade tegen die advocaat gaat opstarten, al meteen op een flinke achterstand, dat behoeft verder geen betoog.

Op onze website staan een aantal voorbeeldzaken, waarbij duidelijk wordt welke ontoelaatbare gedragingen van advocaten allemaal door de Raad van Discipline en het Hof van Discipline gesanctioneerd worden. Serieuze klachten van justitiabelen worden net zo lang verdraaid en gemanipuleerd tot de aangeklaagde advocaat overal mee weg komt, waarbij zo nodig zelfs de procedurele regels worden geschonden, dit o.a. door het verhinderen door de Raad van Discipline om van haar uitspraak in hoger beroep gaan bij het Hof van Discipline, welk hoger beroep overigens toch geen soelaas zal bieden.

Dat ermee wegkomen geldt overigens ook voor rechters en raadsheren, een wraking of het indienen van een klacht is zoals iedereen weet volkomen zinloos. Dan komt namelijk gedragsregel nummer één van de magistratuur (die ook voor de advocatie geldt), om de hoek kijken: nooit toegeven dat je een fout hebt gemaakt en gewoon tegen de klippen op alles blijven ontkennen, daarbij verwijzend naar het feit, dat over rechterlijke beslissingen niet geklaagd kan worden. Het machtige apparaat van de kongsi zal een rechter, hoe fout ook, altijd in bescherming nemen. Ook een advocaat kijkt wel uit om een rechter op een fout te wijzen, diverse advocaten hebben tegenover ons verklaard dat als ze dat zouden doen zij bij die rechter nooit meer een zaak zullen winnen. In zittingen blijkt, dat zij hoog tegen een rechter opkijken, hetgeen vanzelfsprekend schijn is en door regelgeving en beroepscodes is afgedwongen.

Gezien al het hier en op de website gestelde is het duidelijk dat door de verziekte cultuur binnen de gehele keten van de rechtspraak een verbetering inzake het functioneren ervan niet van binnenuit zal komen. Bij de door ons op de site gedocumenteerde zaken zijn in totaal meer dan honderd juristen betrokken, waarvan het overgrote deel zijn/haar ego en (verborgen) andere belangen een stuk belangrijker vindt dan het laten zegevieren van het recht, waarvoor zij ten principale medeverantwoordelijk zijn. Door onkunde, desinteresse, arrogantie, vriendjespolitiek, eigenbelang en soms onversneden afkeer van de wederpartij, is het geleverde werk meestal van een onaanvaardbaar laag niveau en staat het bovendien bol van de schendingen van met name wetsartikel 21 Rv. Gezien onze ervaring kan er onmogelijk worden gesproken van incidenten, maar van structureel disfunctioneren van een aanzienlijk deel van de beroepsgroep.

Vanzelfsprekend zit ik er op mijn oude dag niet op te wachten zoveel van mijn tijd te besteden om het niet-functioneren van ons rechtssysteem aan de kaak te stellen, maar nu wij zo’n uitgebreid dossier hebben opgebouwd waarmee wij dit tot in detail kunnen bewijzen, zie ik het ook als mijn maatschappelijke plicht om deze informatie te gebruiken om alle juridische professionals in Nederland, alsmede het grote publiek, te informeren over het verval van Vrouwe Justitia.

Natuurlijk zijn vader en zoon Hofs en ikzelf niet de enigen, die in de afgelopen jaren de dupe zijn geworden en nog zullen worden van de incompetente en vaak bewust malafide overheidsdienaren, die tot kerntaak hebben het recht te doen zegevieren. Jaarlijks zijn tienduizenden bedrijven en particulieren het slachtoffer van het falende rechtssysteem en van corrupte partijen en hun advocaten die zogenaamd binnen de regels der wet met graagte misbruik van recht maken, daarbij veelal gesteund door de magistraten. Niet alleen leidt die gang van zaken tot grote onrechtvaardigheid en economische schade, maar worden jaarlijks vele burgers ook financieel, psychisch en als gevolg daarvan ook vaak lichamelijk totaal kapot gemaakt, dit met uiteindelijk na jaren van treiteren en juridisch lijden soms zelfs suïcide tot gevolg.

Hetzelfde doorzettingsvermogen, dat wij in de afgelopen jaren aan de dag hebben gelegd om overeind te blijven, hetgeen uiteindelijk heeft geresulteerd in een gunstig arrest d.d. 2 oktober 2012 inzake B.Th. Hofs, zullen wij nu gebruiken om het onrechtmatig handelen van de dienaren van de “Rechtsstaat” zoals rechters, advocaten, notarissen en deurwaarders, waardoor ons een gedurende vele jaren een onvoorstelbare ontrechting ten deel is gevallen, naar buiten te brengen. De doelstelling van VJIV is daarom het aan de kaak stellen van kwade zaken binnen de rechtsstaat, maar daarbij tevens te trachten het functioneren ervan te verbeteren, waarbij een eerste en noodzakelijke stap is, dat alle betrokkenen onderkennen en erkennen wat er in de afgelopen jaren niet goed is gegaan en nog steeds niet goed gaat. Daarbij zullen wij niet schromen om te “namen en shamen”, omdat dit nu eenmaal noodzakelijk is om de onsmakelijke waarheid aan het licht te brengen.

Deze strijd zal tegelijkertijd ook gevoerd worden binnen de ivoren torens van de rechterlijke macht. Er zullen nog vele procedures volgen tegen advocaten, notarissen, deurwaarders en de Staat zelf, omdat wij de mening zijn toegedaan, dat die partijen uiteindelijk zullen moeten betalen voor de (enorme) financiële en mentale schade die wij geheel ten onrechte door hun toedoen hebben ondervonden.
Inmiddels is er een dagvaarding tegen de Staat uitgebracht teneinde schadevergoeding te verkrijgen met betrekking tot de overschrijding van de redelijke termijn in de procedures V.N.I/Hofs c.s. en hebben wij een zeer beschamende reactie van de landsadvocaat ontvangen, waarin zoals te verwachten was iedere aansprakelijkheid van de Staat wordt afgewezen.

In dit schrijven is logischerwijs slechts het topje van de ijsberg aan de orde gekomen. Op de website is reeds veel gedocumenteerde informatie inzake de gevoerde procedures en de randverschijnselen te vinden en zal er dienaangaande nog veel meer informatie volgen.
De komende jaren zal VJIV u regelmatig van de belangrijkste nieuwe ontwikkelingen via onze nieuwsbrieven op de hoogte houden. Deze zijn te volgen via deze website en op twitter via @Vrouwe_Justitia.

Als u zich afmeldt voor de nieuwsbrief dan zullen wij dat uiteraard respecteren, maar dan mist u wel de eerstelijns informatiebron, die ook voor uw vakgebied van essentieel belang kan zijn, dit reeds alleen al vanwege nieuwe spraakmakende jurisprudentie.

Met vriendelijke groet,


Namens het bestuur van Vrouwe Justitia in Verval,

Gonnie Akkermans